Plantenhormonen
- 21
- aug
Auxinen
Belangrijke productie plaatsen van auxinen zijn: Het topmeristeem van de stengel, vruchtbeginsels jonge bladeren en jonge zaden.
Auxine wordt door de bladgroencellen (parenchymcellen) die in contact staan met de vaatbundels, van jonge blaadjes naar beneden getransporteerd. Dit transport verloopt langzaam (1 cm/uur), in de stengel naar de basis vd plant en in de wortel naar de punt van de wortel. Het transport van auxine kost energie.
Inactivatie in de plant vindt plaats door conjugatie met suikers of oxidatie.Auxine bevordert de celstrekking, cambiumactiviteit, vruchtvorming en vruchtgroei, en speelt een rol in de knoprust. Verwijdering van jonge bladeren en knoppen remt de vorming van nieuwe wortels. Wordt vervolgens auxine toegediend, dan worden de nieuwe wortels alsnog gevormd. Auxine bevordert de vorming van wortels aan stengels (=adventiefwortels). Auxinen worden daarom in allerlei formuleringen van stekpoeder gebruikt. In hoge concentraties veroorzaakt IAA de productie van ethyleen. De werking van auxine wordt beïnvloed door de aanwezigheid van cytokinine.
Gibberelline
Gibberelline wordt vooral in de jonge bladeren geproduceerd, net zoals de auxinen. Wortels produceren eveneens gibberelline. Transport vanuit de wortel naar de top vindt plaats via het xyleem, vanuit de bladeren via het floeem naar de jonge groeiende delen.
Wanneer gibberelline aan de wortel oplossing wordt toegevoegd, wordt de vorming van zijwortels onderdrukt. In het algemeen werken gibberellinen groeiversnellend en ze verlengen de strekkingsgroei van de intacte plant. Gibberelline worden onder andere gebruikt om onbevruchte peren en druiven volledig te laten ontwikkelen. Toevoegen van gibberelline kan een koude of licht behandeling voor de kieming van zaden vervangen. Bij de groei van de wortel speelt gibberelline geen rol.
Inactivatie van gibberelline vindt plaats door conjugatie aan suikers of door omzetting in een minder actieve gibberelline.
Cytokinine
Cytokinine concentratie is het hoogst in jonge organen (zaden, vruchten en bladen) en in de wortelpuntjes. Op deze plaatsen en in de stengel wordt de cytokinine geproduceerd. Transport vindt vooral plaats via het xyleem.
Cytokinine activeert de stofwisseling, bevordert de celdeling, doorbreekt rust in knoppen en zaden. In callus weefsel ontstaan knoppen, stengels en bladen, wanneer de verhouding Cytokinine/auxine hoog is. Is deze verhouding laag dan ontstaan complete planten. Is er een overmaat aan auxine dan ontstaan wortels. Cytokinine vertraagt de veroudering, zij beschermt de membranen tegen oxidatie door zuurstof radicalen. Hoge cytokinine concentraties in een orgaan of weefsel brengen een transport opgang van assimilaten naar dat weefsel of orgaan. De productie van cytokinine in de wortel zorgt er voor dat de suikers en andere voedingsstoffen naar de wortel getransporteerd worden.
Inactivatie van cytokinine vindt plaats door conjugatie met een suiker of door oxidatie. De glucosides van cytokinine zouden een opslag en transport vorm kunnen zijn.
Ethyleen
Ethyleen wordt door alle organen gevormd. In de grond is de ethyleen niet alleen van de wortels afkomstig. Ook bacteria en schimmels maken ethyleen, in de grond kunnen deze organismen dus een hormonale invloed op de plant uitoefenen.
Transport van ethyleen vindt plaats via de intercellulaire ruimtes. Inactivering vindt plaats door oxidatie, tevens kan ethyleen als gas aan de atmosfeer worden afgegeven. Ethyleen kan dus vrij eenvoudig verdwijnen. In het geval dat dit onmogelijk is, kunnen afwijkingen ontstaan door ophoping van ethyleen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de wortels langdurig onder water staan. In deze omstandigheden is de productie van ethyleen weliswaar verminderd, maar de afvoer van ethyleen staat vrijwel geheel stil. De verschijnselen die dan optreden zijn: bladchlorose, versterkte strekking van de stengel, gecombineerd met een verdikte stengel, slaphangen, naar de stengel buigen van de bladen en eventueel bladval, afnemende wortelstrekking, vaak gecombineerd met de vorming van adventief wortels, en een toegenomen gevoeligheid voor ziekteverwekkers.
De verhoogde ethyleen concentratie in waterverzadigde grond kan in de schorscellen de vorming van cellulase opwekken. Hierdoor lossen de celwanden op. De celinhoud verdwijnt eveneens, zodat een holte overblijft. Het aerenchym weefsel ontstaat op deze wijze.
De ethyleenovermaat verschijnselen bovengronds zijn een indirect effect van het ondergrondse zuurstofgebrek. De voorloper van ethyleen ACC heeft zuurstof nodig om ethyleen te vormen. Deze stof wordt via het xyleem naar boven getransporteerd en daar in de zuurstofrijke. Bij rozen is deze situatie nog niet gerapporteerd.
Onder normale omstandigheden remt ethyleen de strekking en verdikt de wortel en de stengel. Dit is goed zichtbaar tijdens de kieming.
Abscisinezuur
Abscisinezuur remt de celdeling en de celstrekking en remt het uitlopen van rustende knoppen en zaden, het kan als antagonist van de gibberelline, auxine en cytokinine beschouwd worden. Het is een remstof van de groeiprocessen.
Abscisinezuur wordt gevormd door de afbraak van carotenoïden. Belangrijke productie plaatsen zijn de bladgroenkorrels in verouderend blad. Het wordt eveneens geproduceerd in de worteltoppen, vruchten en zaden. Transport vindt plaats via het xyleem en floeem. De belangrijkste transportweg is vanaf het blad via het floeem naar de sinks.
Abscisinezuur wordt geïnactiveerd door oxidatie en door de conjugatie met suikers.
Is de aanvoer van Abscisinezuur in de groeipunten groot genoeg dan stopt de celdeling in de groeipunten van wortel en spruit, terwijl op de ogen knopschubben ontstaan. De plant gaat in rust.